- De wederzijdse handel tussen de Europese Unie en het VK heeft afgelopen jaar een flinke deuk opgelopen.
- De Britten hebben de forse daling van de export naar de EU nog niet goed weten te maken met een substantieel hogere export naar niet EU-landen.
- Maar de pijn zit niet alleen aan Britse zijde, betoogt valuta-expert Joost Derks van iBanFirst.
- Lees ook: Nederland blijft profiteren van Brexit: 423 internationale bedrijven erbij in 2021
ANALYSE – De valutamarkten zijn de afgelopen weken behoorlijk in de greep van de stijgende inflatie. Waar gaan centrale banken de rente het snelste opschroeven?
In de westerse wereld loopt de Bank of England voorop. Op 17 maart verhoogt de Britse centrale bank naar verwachting voor de derde keer binnen enkele maanden de beleidsrente. Het moet namelijk wel heel raar lopen, wil het bestuur daar toch vanaf zien.
Tijdens de vorige bijeenkomst op 3 februari stemde de helft van de bestuursleden van de Bank of England er al voor om de rente met een half procent in plaats van een kwart procent te verhogen.
De inflatieverwachtingen in het land zijn sindsdien behoorlijk opgelopen. De Britse centrale bank houdt er nu rekening mee dat de inflatie in april een topniveau bereikt van 7,25 procent.
Voorzitter Andrew Bailey van de Bank of England deed onlangs zelfs een oproep aan werknemers op te roepen om alsjeblieft niet te veel salarisverhoging te vragen. Die oproep geeft aan hoe bang hij is dat de tijdelijke opleving van de inflatie een meer structureel karakter krijgt als gevolg van een loon-prijsspiraal.
Britse export hard geraakt
Voorlopig is de stijging van de Britse inflatie namelijk vooral het gevolg van tijdelijke tekorten in toeleveringsketens. Die hebben de prijzen van allerlei zaken opgedreven: van aardgas en industriële materialen, tot zelfs CO2 voor de brouwerij- en voedingsindustrie.
Een deel van die tekorten is een direct gevolg van de Brexit. Veel buitenlandse werknemers zijn met het oog op strengere arbeidsregels in het VK teruggekeerd naar hun eigen land. En hoewel er is afgesproken dat er tarief- en quotavrij gehandeld kan worden met de Europese Unie, maken nieuwe controles aan de grens dat soms tot een uitdagend en tijdrovend proces.
Het wordt de laatste tijd steeds duidelijker dat de wederzijdse handel tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk een flinke deuk heeft opgelopen.
Zowel de import als de export hebben begin 2021 grote averij opgelopen. Daarna is dit wel deels hersteld (zie onderstaande grafiek, blauwe lijnen), maar in december van afgelopen jaar importeerde het VK voor zo'n 20 miljard pond goederen uit de EU en exporteerde het land voor zo'n 15 miljard pond naar de Europese Unie, wat voor een handelstekort van zo'n 5 miljard pond op maandbasis zorgde.
De Britse import vanuit niet-EU landen is afgelopen jaar flink gestegen, maar de exportgroei naar niet-EU landen blijft daar sterk bij achter. Een nieuw handelsakkoord met de Verenigde Staten is na ruim een jaar handelen bijvoorbeeld nauwelijks dichterbij gekomen.
Ook de Europese Unie ondervindt nadeel van de Brexit
De belangrijkste opstekers voor de Britse premier Boris Johnson zijn nieuwe afspraken met Australië en Nieuw-Zeeland. De handel met dat laatstgenoemde land is echter kleiner dan 0,2 procent van het Britse nationaal inkomen.
Toch is het te makkelijk om het Verenigd Koninkrijk weg te zetten als de enige, grote verliezer van de Brexit. De EU is in één klap bijna een zesde van zijn economische macht kwijtgeraakt en minstens een even groot deel van zijn politieke en militaire slagkracht. En dat gaat zich op de lange termijn veel steviger laten voelen dan de tijdelijke voordeeltje van een relatief zwakke euro voor de Europese exportsector.
Joost Derks is valutaspecialist bij iBanFirst. Hij heeft ruim twintig jaar ervaring in de valutawereld.